In het Reformatorisch Dagblad van 22 augustus 1981 zei de toenmalige en inmiddels overleden burgemeester van Ede, de heer van Dijke, dat een van de problemen van de gemeente Ede is, dat er ‘door de bio-industrie een mestoverschot ontstaat.’
Hoe zit het in 2019 met dat mestoverschot in Ede? In het rapport ‘Inventarisatie mestverwerkingsopgave in Gemeente Ede en omstreken,’ van maart 2017 staat dat de productie van mest en de mineralen stikstof en fosfaat in Ede en omringende gemeenten een van de hoogste van Nederland is. ‘In Ede schommelt de stikstofproductie al jaren rond de 7 miljoen kg en de fosfaatproductie rond de 3, 5 miljoen kg. In 2014 bedroeg het overschot 3,2 miljoen kg fosfaat. Dit betekent dat in de gemeente Ede 95% van de fosfaatproductie niet op eigen grond kan worden aangewend. Het gaat dan met name om fosfaat in pluimvee-, varkens- en kalvermest, samen verantwoordelijk voor 86% van het overschot in Ede.’
Het door burgemeester van Dijke geconstateerde mestoverschot bestaat dus nog steeds, wellicht is het nog groter dan in 1981.
Wat doe als je zo’n overschot constateert? Met je boerenverstand kun je bedenken dat er twee opties zijn:
- Je verlaagt de productie van de mest tot het niveau dat de overschotten weg zijn.
- Je verlaagt de productie van de mest niet, je verhoogt hem zelfs, en je bedenkt allemaal maatregelen om de overschotten mest te verwerken.
In Nederland en Ede is voor optie 2 gekozen: vergroting van de mestproductie en verwerking van het overschot. Dat betekende veel nieuwe wet- en regelgeving met heel veel regels en nieuwe woorden als mestverwerkingsplicht, mestverwerkingscapaciteit, fosfaatplafond, derogatie, gehygiëniseerde dikke fractie mest enz.
Hoe kun je je mestoverschot verwerken? Nou bijvoorbeeld door het te transporteren naar een mestvergistingsinstallatie die er duurzame energie van maakt.
Duurzaam? Je jaagt een stel indianen in de Amazone uit hun bos, je kapt de bomen en begint soja te verbouwen. De soja transporteer je met vrachtwagens naar de haven en dan met een schip naar Nederland. Je verwerkt het tot veevoer en rijdt het met een vrachtwagen naar een veebedrijf. Je voert het aan je dieren die het tot een mestoverschot verwerken. Je vervoert het mestoverschot met een vrachtwagen naar een mestvergistingsinstallatie die er ‘duurzame’ energie van maakt. Hmm.
Regelgeving rondom de mest leidt natuurlijk ook tot ontduiking. Zo is er de fraude met fictieve transporten van ‘zwarte mest.’ Dat schijnt mest te zijn die niet bestaat, maar wel in lege vrachtwagens rond gereden wordt. Zoiets.
Maar goed, wie klaagt over de regelgeving rondom mest, moet beseffen dat bijna al die regelgeving is gemaakt om de productie van mest niet te hoeven verkleinen. Voor wie geen zin heeft in die regelgeving is er wel een ontsnappingsmogelijkheid. De verplichting om mest te laten verwerken geldt alleen als er op het agrarisch bedrijf meer mest geproduceerd wordt dan op de beschikbare grond mag worden uitgereden. Dat betekent dat, hoe je het ook wendt of keert, je het aantal dieren moet verminderen als je van je mestoverschot af wilt. Dat kun je met je boerenverstand bedenken.
De stikstofcrisis heeft nu aangetoond dat je een mestoverschot wel kunt verwerken, maar dat de schadelijke effecten van het teveel aan mestproductie, blijven bestaan. Decennialang landbouw wanbeleid betekent dat er nu geen keuze meer is tussen bovengenoemde opties 1 of 2. Optie 1, het verkleinen van de veestapel, is de enige optie voor een toekomstbestendige landbouw.
Hopelijk kan de huidige burgemeester van Ede Verhulst dan ooit zeggen: mestoverschot? Dat was vroeger.