Reizen betekent soms ook risico’s nemen. Dat was zeker het geval op de levensgevaarlijk pier van San Miguelito het pittoreske Nicaraguaanse dorpje aan het meer van Nicaragua. De pier miste zoveel planken dat ze meer leek op het rotte gebit van een 90-jarige dan op een pier. Er over heen lopen was een risico dat ik moest nemen om aan boord te komen van de boot die mij mee zou nemen naar Granada aan de andere kant van het meer. Het lukte mij springend van de ene op de andere plank de aangemeerde boot te bereiken.
Het was 1990. De in Nicaragua regerende Sandinisten hadden de verkiezingen verloren. De contra rebellen die jaren in een burgeroorlog tegen het Sandinistische bewind vochten, hadden de strijd gestaakt en verbleven nu her en der in het land. Zo ook bij het plaatsje Morrito, de eerste stop van mijn bootreisje.
Chico, mijn Nicaaguaanse vriend, deed mij hoofdschuddend uitgeleide. Volgens hem was die contra aanwezigheid in Morrito een nog groter risico dan mijn hinkstapsprong op de pier. De contra hadden het namelijk niet op buitenlanders voorzien. Wie weet wat er met mij zou gebeuren.
Maar ik had geen keus. Ik was mijn paspoort kwijt en moest een nieuwe regelen in de hoofdstad. Omdat de contra de wegen daarheen hadden geblokkeerd, was de boot de enige reisoptie. Ik nam het risico en stapte aan boord nagestaard door Chico alsof ik Frodo was die Middle-Earth verliet.
Ik vond een plekje aan de reling. De afgeladen boot vertrok in de richting van de zon die net tussen de twee vulkanen van het in het meer gelegen eiland Omotepe onderging. Overal zaten mensen en lag bagage. Naast mij zat een gezette vrouw van naar het leek begin zestig met Indiaanse trekken. Bij vertrek sloeg ze een kruis. Ik wist niet of ik dat geruststellend moest vinden.
In Morrito was van de contra gelukkig geen spoor. Het enige opmerkelijke was de doodskist die aan boord werd gebracht en een plaatsje midden op het dek kreeg recht tegenover mij. Mijn buurvrouw sloeg drie kruisjes.
De overtocht naar Granada begon. Midden op het meer trok de wind aan en sloegen de golven met steeds meer kracht tegen de boeg van het schip. Het risico van nat worden veranderde in een zekerheid van nat worden. Wanhopig zochten mijn ogen naar een droge plek. Die was er niet. Of toch wel? Ik keek naar de doodskist. Het deksel was droog.
Terwijl de golven hoger werden, werd de doodskist voor mij als het onbewoonde eiland voor de schipbreukeling. Zou ik het durven? Ja.
Ik pakte mijn spullen, liep naar de kist en ging op het droge deksel zitten. Mijn buurvrouw volgde me met grote angstige ogen. Het aantal kruisjes dat ze nu sloeg kon ik niet meer tellen. Ik wist nog steeds niet of ik dat geruststellend moest vinden. Maar hoe dan ook, ik kwam droog in Granada aan.
Een leuk reisje. Achteraf toch niet zo gevaarlijk maar wel volstrekt overbodig. Mijn verloren paspoort werd terug gevonden. Opgeborgen, achterin een vergeten laatje.