Als je heel ver kunt gooien en je woont in Ede, ligt de Hoge Veluwe op een steenworp afstand. Ik behoor tot de gelukkigen die een beschermerskaart en een museumjaarkaart bezitten, dus laat ik mijn bankpas en geld gewoon thuis. Ik rijd of loop erheen en daar aangekomen stap ik op een witte fiets voor een rondtour door het park. Dat verveelt niet gauw want het heeft een oppervlakte vergelijkbaar met Ameland. Hoewel het aantal keer dat ik op de Hoge Veluwe was het totaal van mijn vingers en tenen overschrijdt, is het nooit te vroeg of te laat voor nieuwe ontdekkingen of attracties. Nooit, dus ook nu niet.
In het verrukkelijke Kröller-Müller Museum hangen natuurlijk de befaamde Vincent van Goghs. ‘Caféterras bij nacht’, verlicht door een felle lantaarn aan de rand van dat plein te Arles – als ik ervoor sta en aandachtig luister hoor ik het geroezemoes in Provençaals accent en het glasgerinkel van klinkende stamgasten. En dan ‘Pont Langlois’ met de wassende vrouwen – de schakeringen van het zonbeschenen rivierwater variëren na 130 jaar nog even flonkerend als op de dag dat de schilder het zag.
Maar achter het museum ligt de uitgestrekte heerlijke beeldentuin. Daar mag ik dwalen langs driedimensionale kunstuitingen in eindeloze kleuren en vormen, uitgehakt, geslepen of geboetseerd door artiesten uit alle windstreken. Midden in het Aldo van Eyck-paviljoen pronkt Liefde, een beeld gemaakt door Joseph Mendes da Costa. Het staat symbool voor de passie waarmee natuur en cultuur in het park worden verenigd, beschermd en tentoongesteld.
Een beeld achter mij begint ineens te praten. De vrouw die ik door haar verstilde, peinzende houding voor beeld versleten had, klaagt door haar telefoon over het slechte bereik dat zij heeft: ‘nee, schat, je valt steeds weg, ik bel je zo terug.’ Vervolgens vervalt ze in eindeloos swipen. Wonderlijke werelden overlappen elkaar: die van de beeldende kunst en die van de communicatietechniek.
Overal in de tuin kun je rusten bij of in de kunst, dalen en klimmen via het Franse pad om te eindigen met een hooggelegen view. Aan de rand van de beeldentuin ligt een attractie die ik nog niet eerder geopend aantrof. Zestig meter boven de aarde brengen me namelijk de 256 treden van de Kijk uit, een schepping van Krijn Giezen. De lange aaneengesloten trap heeft geen rustbordessen dus het is inderdaad uitkijken geblazen. Zonder de recent aangebrachte dwarshekjes zou de wandelaar een lelijke smak kunnen maken, maar daar is nu een stokje voor gestoken. Helemaal boven leunend tegen de glazen wand wacht me een 360 graden uitzicht langs ongeschonden woudhorizonten.
Onderaan de trap maak ik nog even een praatje met een reus van een suppoost. Zijn bijbehorende basstem vertelt me dat inderdaad jaren geleden toen de dwarshekjes er nog niet waren, een ongelukkige van de trap is gestort. Een leraar die zijn klas begeleidde bleef met een voet haken achter een trede. ‘Gelukkig’, zegt de reus, ‘gebeurde het tijdens het afdalen en liep de leraar voorop waardoor hij geen leerlingen in zijn val meenam’. Omdat ik het uitje naar de beeldentuin ontspannen wil houden, vraag ik maar niet hoe het afgelopen is met de leraar.
Misschien een tikje minder spectaculair in de beeldentuin, maar minstens zo hoogstaand vind ik de ‘Faggio di Otterlo’. Kunstenaar Giuseppe Penone creëerde op een lege plek in een beukenlaantje een ambachtelijke beuk uit brons en steen. Maar de creatie is een echt zoekplaatje, gehuld in schutkleuren. Ik vermoed dat menig wandelaar er nietsvermoedend aan voorbij kuiert zonder de tastbare sensatie te ervaren van een kunstwerk dat zo levensecht is dat het daardoor weer versmelt met zijn natuurlijke omgeving.