Douchen doen de meeste mensen meestal alleen. Elke regel kent natuurlijk zijn uitzondering. Maar als ik douche ben ik nooit alleen. Als ik erin stap kijk ik eerst goed om me heen. Vaak zit er een trilspin in een hoekje van het plafond. Ze heten trilspin omdat ze steeds als ze genaderd worden door een vijand ongelofelijk hard beginnen te trillen. Dat schrikt de meeste aanvallers wel af. Je kunt natuurlijk je nergens wat van aan trekken. Hups, de kraan open en douchen maar. Dat lukt mij niet meer. Al enkele keren kwam de trilspin aan een draadje naar beneden. Het is ook geen lolletje om een hete stoomwolk door je vloer te voelen opstijgen. Waarom zo’n spin dan toch steeds in onze douche kruipt, weet ik ook niet.
Als zo’n lijfje met acht mega lange poten eraan in de douchebak valt moet ik er snel bij zijn om het diertje te redden. Anders spoelt het de afgoot in. Of stap ik erop of verdrinkt hij. Een keer of drie heb ik het slachtoffer met succes gereanimeerd. Maar voorkomen is beter dan genezen. Dus vang ik de spinnen met de hand voordat ik de kraan opendraai en bonjour ze de douche uit.
Inmiddels heb ik de hele familie leren kennen. Om ze uit elkaar te houden heb ik ze staand onder de waterstraal een naam gegeven. Herman en Johanna zijn het ouderpaar. Dan heb je Edouard, Josefien en Henkie. Henkie is nog heel klein want net uit het ei gekropen. Toen ik voor het eerst een heel nest van kleine trilspinnetjes ontdekte nam ik een kloek besluit. Eruit met ze.
Je blijft immers aan de gang en een mens wil ook wel eens op z’n gemak genieten van een warme douche.
Dus bracht ik ze de tuin in, althans ik wees ze uit naar de tuinschuur. Ze kunnen daar hopelijk met de aanwezige andere spinnen, pissebedden, muggen en nachtvlinders een nieuw bestaan opbouwen. Trilspinnen behoren tot de giftigste spinnen op aarde. Gelukkig zijn hun kaken te zwak om door de menselijke huid te boren. Maar Henkie zal zich wel redden in de tuinschuur, met al die andere insecten die vroeg of laat tussen zijn kaken belanden.
As we speak hangen er weer 5 babyspinnetjes in een rommelig web tegen het doucheplafond. Maar gisterochtend zag ik dat het grootste spinnetje rondkruipt in het nestweb. Waarschijnlijk zal hij of zij samen met broertjes en zusjes gauw voor zichzelf beginnen. Dus moet ik de badkamerdeur op een kiertje laten.
Spinnen blijven me sowieso bezig houden. Marijke en ik vangen nog wel eens een loopspin uit de kelder. Meestal drijven we het dier, een zwart monster met harige poten, in een hoek om het daarna onder een theeglas (die zijn lekker breed) te vangen. Vervolgens schuif je er een stevige ansichtkaart onder – de verjaardagskaart van de kerk is prima – en zet je de loopspin buiten de deur, zo ver mogelijk want het zijn sprinters. Nee, bij de buren mag niet. Niet om de hoek van je voordeur want dan stormt-ie weer de kelder in. Vroeger, toen Marijke minder gehard was, wierp ze de spin met glas en al op het grindpad en smeet de voordeur in het slot. Als ik ’s avonds na een vergadering het grindpad opreed zag ik het theeglas opflikkeren in de lichtbundel van de koplampen.
Ook de talloze huisspinnen in naden en kieren van het schilderwerk houden me bezig. Om de vijf jaar gaan we gewapend met een kwast de dakgoten en kozijnen te lijf. Niets is treuriger dan de aanblik van een in de verf spartelende spin. Door jouw schuld. Dus zit er niets anders op dan de dames en heren spinnen eerst te verjagen uit alle scheurtjes en hoekjes. Ja, ik ben lang, lang bezig met een verfbeurt van ons huisje. Maar de selectie van een spinvriendelijke professionele huisschilder duurt nog langer.