Sinds de opkomst van de coronapandemie is er veel discussie over de rol van de kerk. En ook die van andere godshuizen. Moeten voor kerk en godshuizen afwijkende en soepeler regels gelden dan voor andere gemeenschappen of organisaties? Of is de godsdienstvrijheid een terechte reden voor een soepeler regiem?
In deze hele discussie mis ik de bron.
Wat zegt bijvoorbeeld de bijbel over dit soort kwesties?
De hoofdpersonen in de bijbel spreken zich natuurlijk niet uit over coronamaatregelen. Wel valt uit de verhaallijnen iets zinnigs op te maken over de noodzaak, zin en waarde van rituelen en religieuze bijeenkomsten.
De eerste bijbelboeken tonen een strak wettisch kader over offerranden, diensten in de tempel en andere religieuze rituelen. Ze worden voorgeschreven als noodzakelijk en er is geen tot weinig ruimte om ervan af te wijken. Maar zelfs in de boeken van Genesis en Exodus valt op hoeveel en vaak er conflict ontstaat tussen leiders en het volk, het volk onderling, leiders en God en volk en God. Er is steeds spanning tussen wat God wil, de gemeenschap voorschrijft en het individuele geweten.
Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Gods wil of de leer staat echter met stip bovenaan. Zelfs als dat leidt tot bizarre tegenstrijdigheden – een vader die zielsveel houdt van zijn zoon wordt door God gevraagd deze zoon mee te nemen naar de offerplaats, hem vast te binden en te doden om hem vervolgens te brandofferen aan God. De vader is ondanks interne worstelingen bereid Gods wil te volgen. Had dit ook gedaan ware niet dat God zelf er een stokje voor had gestoken.
Vanaf het boek Job wordt steeds duidelijker de rol van het individuele geweten ingekleurd. Dat wat men vindt of wat de leer voorschrijft krijgt minder accent en wordt zelfs gerelativeerd.
Met de entree van Jezus Christus als enige geboren zoon van God, kantelt het definitief. Niet leer en traditie staan centraal, maar liefde en geweten. Jezus’ leven getuigt van conflict met de geleerden en autoriteiten. Maar nadrukkelijk geweldloos. Hij geneest op sabbat, eet met belastinginners en prostituees, maakt ruzie op het tempelplein. Dat is allemaal nodig om een punt te maken. Niet van hem, maar namens God.
J.C. legt de lat hoog. Als een rijke jongeling volmaaktheid zoekt stelt Jezus hem voor alles wat hij heeft aan de armen te geven en hem daarna te volgen. Alles, dat gaat de aspirant volgeling te ver.
Paulus opent het geloof voor ‘heidenen’, wijst op de rol van het verstand. De gemeenschap wordt weer belangrijker, de kerkelijke gemeente ontstaat en groeit uit tot een regulier instituut. Dit instituut ‘kerk’ is na verloop van eeuwen niet meer weg te denken en is cultuurdrager van gewoontes, rituelen en liturgie.
Maar de bron is en blijft de kern, anders berust geloof op drijfzand.
Kerkgangers zijn gelovigen die omwille van solidariteit afstand kunnen doen van vaste gewoontes, hoe mooi en fijn ze ook zijn. We hebben ons verstand en ons geweten niet voor niks verworven. Daar moeten we goed mee omgaan. Als ons menselijk verstand zegt dat corona te bestrijden is als voor alle volksgenoten dezelfde afspraken gelden en dat we ons daaraan houden in plaats van in uitvluchten vluchten, dan kunnen we dat best. Of we nou gelovig zijn, kerkelijk, ondernemer, werknemer, oud, jong, rijk, arm, ziek of gezond.
Een kerkdienst is net zo mooi met 30 mensen die per rooster aan de beurt zijn als met 300.
Samen zingen is iets heerlijks, maar een perspectief daarop misschien nog wel mooier.
En met je hele gezin zingen, al of niet uit een liedboek, samen met je gezicht naar branding of bosrand, is een ervaring die je wellicht je hele leven bijblijft.