‘De bomen hangen vol bladeren. Iedere soort heeft zijn eigen type blad. Ware kunstwerkjes. Onaantastbaar. Alleen van de wind of de herfst hebben ze last. En van een enkele rups dan. Geen mens die ze zal aanraken. Maar stel nu dat morgen in de bomen geen bladeren maar eurobiljetten zouden hangen. In een mum van tijd zouden alle bomen kaal zijn.’
De natuurgids kijkt even de groep rond om het effect van zijn woorden te proeven. Al vele aardige plantjes en diertjes liet de gids – een zestiger met groene jas, laarzen en kijker – ons zien voordat hij aan dit filosofisch uitstapje begon.
‘De mate van schaarste van iets’, vervolgt hij, ‘bepaalt de waarde die wij er aan geven. Idioot eigenlijk! Een blad ademt, verdampt water, vangt zonlicht op en gebruikt dit als energiebron voor het maken van ons voedsel. Wij leven dankzij het blad en toch is het voor ons een waardeloos groen vod. Liever aanbidden wij het blad van bankpapier.’
De woorden van de gids maken indruk. Het gezelschapje wandelaars staat zwijgend in een halve kring om hem heen.
‘Ik niet hoor’, valt een toehoorster onverwacht uit de toon, ‘geld stinkt en bladeren ruiken lekker!’
Ik droom weg uit de rondleiding in de natuur en denk aan een bedrijfsbezoek jaren geleden aan een groenteveiling in het westen des lands. Aan het einde van dat bezoek werd ik door mijn gastheer begeleid naar de exit. Daar vroeg hij of mijn gezin van groente en fruit hield. Zo’n vraag kun je natuurlijk niet ontkennend beantwoorden en het gevolg was dat hij me zei even te wachten. Even later kwam hij terug met een kistje vol met het grootste, sappigste en kleurrijkste fruit dat ik ooit had gezien. Tomaten schaamteloos rood, sla groener dan gras, appels regelrecht uit het paradijs. Mijn gastheer zei dat het eigenlijk niet mocht, maar voor speciale relaties wilde men wel eens een uitzondering maken. De inhoud van het kistje zou bij normale bedrijfsvoering namelijk zijn doorgedraaid want er was geen vraag naar bij de klok. De producten moesten een bepaalde prijs opbrengen en als dit bij de actuele vraag- en aanbodverhouding niet lukte, werd het spul vernietigd. Kwestie van prijsbescherming. Bij navraag bleek dat in de piektijd tot vele duizenden kistjes per week konden worden doorgedraaid.
Mijn gedachten zweven verder naar mijn vondst vorige week van een stel verse boterhammen. Ze lagen in de berm van de Klaphekweg, keurig verpakt in een hermetisch afgesloten plastic zakje. Mijn oog viel erop in het voorbijfietsen omdat een ekster vruchteloze pogingen deed het zakje open te krijgen. En een paar dagen geleden was ik, ook in het voorbijfietsen, getuige van een heterdaadje aan de Spinderweg. De chauffeur van een wit busje met Pools kenteken opende zijn elektrisch bedienbaar raam, nam een laatste slok uit zijn bierfles en keilde deze halfvol op de stoep vlak voor mijn ogen. Scherven en bier spatten in oorverdovend glasgerinkel alle kanten op.
De natuurgids haalt me uit de wereld van de voedseleconomie terug in de realiteit van de natuurwandeling. ‘Jullie zien, dames en heren’, zegt hij, ‘de natuur is het toonbeeld van duurzaam evenwicht, er wordt niets verspild.’
Ik heb een droom. Dat Foodvalley, WFC en de hele foodsantenkraam alle inwoners van deze regio en ver daarbuiten zo duchtig heropvoeden dat we nooit meer een molecuul voedsel of drinken verspillen.