Na twee volle jaren van gijzeling door een onzichtbaar virus, had Moeder Natuur iets anders voor ons in petto: storm. Niet een of twee, maar een stuk of vijf. Deze zijn we net te boven gekomen dankzij hulp van brandweer en andere hulpdiensten of de storm in de actualiteit breekt los. Er woedt oorlog aan de oostgrens van Europa. Dat is nog weer een paar maten erger dan een pandemie of code rood.
In 2001 werkte ik in een kantoortje midden in de bossen. Tussen de middag was er altijd wel een moment van rust om naar buiten te kijken. Soms was er een goudvink of kruisbek te zien die uit het tuinvijvertje dronk. Ineens kwam een collega van de zolder gestommeld: ‘Er is iets gebeurd in New York, een vliegtuigje is tegen de Twin Towers gebotst!’ Luisterend naar de radio en kijkend op internet ontvouwde zich de ramp van nine eleven in ons bewustzijn. Het vliegtuigje bleek een vol lijntoestel te zijn. En het was geen ongeluk, maar een reeks vreselijke aanslagen met vliegtuigen vol gekaapte onschuldige passagiers. Dat moment. Ik weet nog precies waar ik was, hoe laat het was en wat ik deed. De aanslagen in Parijs in 2015 vormden ook zo’n gedenkwaardig markeerpunt. Het leek wel of er een soort oorlog in het hart van Europa als een bom was ingeslagen. En deze inval in Oekraïne is weer zo’n akelig gedenkmoment. Wat hangt ons nu weer boven het hoofd?
Oorlog hoort iets te zijn van geschiedenisboeken, documentaires, romans en films. Zeker in het nu toch eindelijk beschaafde Europa dat al veel duur leergeld heeft betaald door conflicten en ellende. Vroeger lachte ik om kapitein Haddock die in de strip Kuifje zijn boosheid en angst van zich afwierp. Met een piratenmuts op en een antieke sabel in de hand stormde hij in zijn eentje op een gewapend leger af. ‘Duizend bommen en granaten,’ riep hij en joeg ze nog schrik aan ook. Maar nu is het bittere ernst, ze vallen echt, die bommen en granaten. Raketten zelfs. Ook op onschuldige burgers die dit niet hadden kunnen voorzien en verwachten.
De eerste vluchtelingenstroom heeft inmiddels ons land en ook Ede bereikt, in het bijzonder Legerplaats Harskamp. Een vage herinnering gaat terug naar de Hongaarse opstand van 1956. Mijn ouders vingen drie Hongaarse vluchtelingen op. Een van hen – Istvan – ving mij weer op toen ik als peuter van de trap viel. Zo helpt een opgevangen vluchteling op zijn beurt een zoon van het gastgezin.
We zullen de vluchtelingen uit Oekraïne ruimhartig ontvangen en danken vooral de gemeenschap in Harskamp voor haar gastvrijheid. De overige Edenaren kunnen hun steentje bijdragen door geld te doneren, kleding en speelgoed te geven. Versnaperingen als stroopwafels of paaseitjes kunnen misschien ietsje pietsje vergetelheid of afleiding brengen. We hopen en bidden dat de oorlogswind zo snel mogelijk luwt, zodat normaal menselijk verkeer in vrede weer mogelijk is. Na een storm merk je pas hoe fijn windstilte is. Misschien dat de waarde van vrede pas echt wordt beseft in tijden van oorlog.