‘Het enige waar Edenaren trots op zijn is hun bescheidenheid!’ Het was net bekend geworden dat ik in Ede kwam werken en iemand schoot mij aan. Er klonk wat frustratie door in haar stem. Want wie met wat lef durft te dromen in Ede is al snel onderwerp van spot en hoon. Sociale controle 2.0.
Sinds een jaar of twintig woon ik in de gemeente, heb er mijn lief ontmoet en ben van de omgeving gaan houden. In die tijd is er in Ede zoveel veranderd dat het de identiteit langzaam verandert. En dat roept soms emoties op: is het nou een heidedorp of een foodstad? Is het een slaperige tussenstop voor vitale fietsers of een opwindend centrum van economische ontwikkeling? Natuurlijk is het beide waar. Alleen het ene (het heidedorp en het knooppunt in de toeristische fietsroutes) is voor de gemiddelde inwoner veel zichtbaarder en concreter dan de foodstad en het indrukwekkende economische potentieel.
Het zelfbewustzijn van Ede en haar inwoners groeit langzaam. Daarmee wordt de identiteit van Ede rijker, veelkleuriger. En daarmee ontstaat, voorzichtig, ruimte om groter te denken. Dat moet naar mijn overtuiging wel wijs gebeuren. Of het nu gaat om nieuwe wijken, economische projecten, infrastructurele vernieuwingen of andere grote projecten gaat: het moet goed geworteld zijn in de Edese ziel. Dat is niet bij voorbaat een beperkende factor, maar wel cruciaal voor welslagen. Het kan dan nog steeds zijn dat een idee of plan eerst onwennig voelt, maar zorgt er voor dat, na gewenning, het krachtig wortel kan schieten. Laat ik eens een goed en een slecht voorbeeld geven die zich fysiek nauwelijks honderd meter van elkaar bevinden.
Allereerst het goede voorbeeld: de plannen voor het nieuwe station. Tussen het kazerneterrein en de Enka-wijk komt het nieuwe station van Ede (en Wageningen). Een kostbare investering, maar schitterend ontworpen. Geen glimmende, glazen kathedraal, maar een mooi ontwerp van hout dat knap de verbinding met de omringende Veluwse natuur legt. Dit station past Ede. En bovendien is niemand erg gehecht aan het oude station. Een minder geslaagd voorbeeld was het World Art Center. Hoewel het inhoudelijk zeker een te verdedigen plan was, voelde de naam koddig aan: overpretentieus. Er zijn talloze plekken op de wereld die aanspraak op deze naam zouden kunnen maken. Maar niet Ede. Ook al was het achterliggende concept best heel aardig: te ver losgezongen van de Edese identiteit.
Ik hoop dat het groeiende zelfbewustzijn van Ede ook op andere terreinen zichtbaar mag worden. Op het gebied van woningbouw bijvoorbeeld. Dat we hier niet alleen netjes aangeharkte woonwijken bouwen, maar dat er ook plek komt om woest te experimenteren. Bijvoorbeeld een wijkje met tiny houses die volledig zelfvoorzienend zijn, of plekken waar zeer gedurfde architectuur voor de bovenkant van de markt wordt gebouwd.
Stiekem is er heel erg veel om trots op te zijn in Ede. En eigenlijk vind ik het wel een fijne eigenschap dat we dat niet heel dikdoenerig uitdragen. Mensen die ronkend op hun eigen borst roffelen zijn vaak weinig aantrekkelijk. Maar laten we het tegelijkertijd koesteren dat ons zelfbewustzijn groeit, dat er meer kan in Ede dan vroeger. Dat we vanuit de Edese authenticiteit open staan voor nieuwigheid. Alle indicatoren laten zien: Ede blijft groeien, zowel qua inwoners als in economie. Laten we die groei benutten om Ede veelkleuriger en interessanter te maken, zonder de authenticiteit van dit gebied te verliezen.