Het gedicht ‘Herinnering aan Holland’ van Hendrik Marsman (1941) begint als volgt:
Herinnering aan Holland
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband…
Wanneer ik rij door Nederland anno 2023, zo’n 82 jaar later, zie ik niet langer eindeloze weilanden met in de verte een boerderij. Ik zie vooral eindeloze rijen bedrijfspanden en distributiecentra, de ene loods nog groter dan de andere.
De vooruitgang heeft ons brede snelwegen en enorme loodsdozen gebracht.
Langs de A12, tussen Ede en Veenendaal, is het al niet anders. Eindeloze rijen bedrijven die steeds meer kostbare landbouwgrond voor een habbekrats hebben gekocht, er een megaloods op hebben gebouwd en die vervolgens voor hun ‘ontwikkeling’ wegen en extra huizen nodig hebben.
Uit onderzoek blijkt namelijk dat het voor de inwoners van de gemeenten waar deze distributiecentra zich vestigen, weinig tot geen extra werkgelegenheid oplevert: de flexplekken worden meestal opgevuld door arbeidsmigranten die lage lonen krijgen voor hun werk. Zij hebben een menswaardig onderkomen nodig, fatsoenlijke behuizing, maar daar liggen de beleggers, ontwikkelaars en eigenaren blijkbaar niet zo wakker van. De gemeente moet de infrastructuur maar aanleggen en de huizen bouwen die nodig zijn voor deze werknemers.
In een van de vele onderzoeken die er worden gedaan naar de ‘verdozing’ van Nederland* wordt pijnlijk duidelijk dat er elk jaar steeds meer centra bijkomen. En ze worden steeds groter. Ze concluderen dan ook dat ‘waar investeerders neerstrijken, de natuur en het groen moeten wijken.’
De omwonenden proberen met het beetje geld dat ze hebben, de strijd aan te gaan met de investeerders, ontwikkelaars en overheden. Het gevolg is te vaak dat de Raad van State hun weliswaar gelijk geeft, maar aan diezelfde overheden vervolgens de tijd geeft om met een ander plan te komen. Om het leed van de machteloze burger een beetje te verzachten heeft de Provincie het volgende geschreven op haar website:
Bedrijventerreinen kunnen een grote bijdrage leveren aan de Gelderse doelstellingen voor veiligheid, energietransitie, circulariteit, klimaatadaptatie en biodiversiteit. We hebben gemerkt dat het voor partijen lastig is om bedrijventerreinen aantrekkelijker en duurzamer te maken. Daarom ondersteunen we onze partners met de Aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen. We zetten de opgave in een gebied centraal en nemen alle provinciale belangen mee.
Daarmee zegt de provincie niet dat zij van plan is om het aantal bedrijventerreinen te verminderen of gelijk te houden, maar dat ze de partners gaan helpen om het aantrekkelijker te maken. Nu kan ik u ook het lelijkste cadeau aanbieden in een prachtig papiertje met een mooie strik eromheen, maar het blijft een lelijk cadeau.
Ondertussen zien burgers hun natuurlijke omgeving verdwijnen, boerderijen worden opgekocht en ‘de rijen ondenkbaar ijle populieren’ worden vervangen door kleine jonge scheuten langs geasfalteerde wegen die sterk en breed genoeg zijn om de zware vrachtwagens te kunnen dragen.
Ook de Regio Foodvalley houdt zich bezig met de bedrijventerreinen. Dat doet ze in een bestuurlijke economische samenwerking tussen ondernemers, kennisinstellingen en overheid.
Maar waar nu de inwoners van dit land in dit thema vertegenwoordigd worden, is mij niet helemaal duidelijk.
Of het moet de uitspraak zijn van een van de twee partners van David Hart Group (DHG)*, beleggers en een van Nederlands grootste ontwikkelaars van logistiek vastgoed, Willem Slager. Zijn mening is duidelijk: ‘Wil je dat de verdozing stopt, begin dan bij jezelf’, zegt Slager. ‘Wij bepalen niet waar een doos komt te staan. Oké, dat doen we wel, maar de markt vraagt erom. Die dozen zijn nodig omdat Nederlandse consumenten steeds meer online spullen bestellen.’
Ook in onze gemeente neemt het aantal bedrijfspanden toe, terwijl de inwoners huizen en groene ruimte nodig hebben. De boeren hebben meer ruimte voor duurzame landbouw nodig en de waterschappen doen hun uiterste best om al het grondwater schoon te houden.
Wij kunnen daar blijkbaar ook wat aan doen: minder kopen, minder weggooien. Dan verdwijnen de bedrijfsdozen blijkbaar vanzelf. Of worden er steeds vaker lieflijke slootjes, boompjes en struikjes langs gelegd, zodat ze er iets mooier uit gaan zien?
*(Gooien met grond: de verdozing van Nederland – De Groene Amsterdammer door Bijou van der Borst Karlijn Saris, Romy van Dijk, Coen Ramaer en Janna Nieuwenhuijzen, 27 april 2021)