Het is een druilige dinsdag in september om kwart voor acht ‘s morgens. Er hangen donkere regenwolken boven ons, waardoor het nog wat schemerig is. De aanwakkerende wind maakt het guur en kil. Ik fiets vanuit de Rietkampen naar mijn werk. Flink doortrappend tuur ik onder mijn capuchon door naar het stoplicht dat op het kruispunt staat bij het ziekenhuis De Gelderse Vallei. Het is dé toegangspoort tot Ede.
Ik ben hoopvol, want het stoplicht staat nog op rood. Met een beetje geluk springt hij zo op groen en kan ik mee met de groep voor mij naar de overkant. Maar dan plotseling trekt er rechts van mij een bus op en vrijwel meteen springt er een ander stoplicht voor mijn neus op rood: de bus-uitrit van het ziekenhuis. Ik rem direct, wetend dat ik het groene stoplicht 5 meter verderop niet meer ga halen. Flink balen, maar ik moet eerst wachten op de twee bussen rechts van mij.
Nadat de bussen weg zijn gestoven, peddel ik die paar meter verder en druk ik fanatiek op de knop om aan te geven dat ik ook naar de overkant wil. En het liefst een beetje snel, want de regen komt inmiddels gestaag naar beneden.
Naast mij komt een moeder aanlopen met een kinderwagen en een peuter aan haar hand.
Ik hoor een kinderstemmetje enthousiast aan haar moeder vragen of zij op het knopje mag drukken. Terwijl zij steeds weer op het knopje drukt, zwelt het lawaai op het kruispunt aan. Een hele karavaan auto’s wil Ede verlaten en een net zo’n grote groep wil Ede in. Van links naar recht, van oost naar west, afslaand verkeer, alles achter elkaar aan in lange, luide draden.
Dan is het opeens even oorverdovend stil. Het meisje kijkt verwachtingsvol naar haar moeder die haar aanspoort om vooral door te lopen wanneer het stoplicht op groen springt. Terwijl wij hoopvol naar het stoplicht kijken, horen we achter ons het gebrul van een optrekkende bus. Oh ja, die moet ook nog. Maar dan is het echt onze beurt, toch? Indringend probeer ik met mijn ogen het rode licht te laten verspringen naar de groene variant, maar het geluid van oprukkende auto’s doorkruist de hoop: ergens beslist er een onzichtbare hand dat wij nog een ronde moeten wachten.
De moeder naast mij probeert haar ongeduldige dochter te weerhouden om naar de overkant te rennen, terwijl wij elkaar boven haar koppie machteloos aankijken. Achter ons is de rij fietsers en voetgangers aanzienlijk langer geworden, snorfietsers draaien hoorbaar ongeduldig aan de gashendel.
En dan eindelijk, na 6 minuten en 39 seconden (!) mogen wij naar de overkant. De ervaring leert: we moeten snel zijn, maar we moeten ook goed opletten. Want er zijn opeens overal fietsers die snel door willen, die mij rakelings passeren, die vanuit de overkant op ons afkomen, die naar links willen, van rechts komen, langzaam met kleine kindjes op de fiets vooruitkomen…en we krijgen van die onzichtbare hand toch al zo weinig tijd: het stoplicht gaat al snel weer op rood. De moeder met de kinderwagen en het peutermeisje is halverwege het kruispunt gestrand, want het stoplicht is voor hen alweer op rood gesprongen. Het lukte hen gewoon niet om zo snel door te lopen. Zij moeten weer wachten, maar nu op het middenstuk van de weg, met al die auto’s, overal om hen heen. Snel, intimiderend en lawaaiig en heel dichtbij hen.
Ik trap ondertussen verwoed door en ben bijna aan de overkant. Ik kan nog net stoppen voor een fietser die van rechts komt, ondertussen een groep jongeren die snel en gejaagd achter mij vandaan komt, ontwijkend. Met een bonkend hart en kletsnat zet ik mijn weg voort, wetend dat de moeder met haar kindjes nog zeker vijf minuten in de regen tussen al dat razende verkeer moet wachten tot de beleidsmakers van Ede eindelijk een keer beslissen dat er tijd en ruimte ingericht moet worden voor de vergeten groep langzame verkeersdeelnemers. Wachten tot raadsleden het hun eindelijk gunt om rustig hélemaal naar de overkant te kunnen lopen.
Ondertussen fiets ik verder, de volgende uitdaging tegemoet: de rotonde op de Bovenbuurtweg…
Astrid Wagenaar
Foto: Wendy North: File:Traffic Light Sculpture – geograph.org.uk – 1138499.jpg – Wikimedia Commons
Klopt als een bus idd. Lopend moet je altijd in 2 etappes. Rennend gaat het nog net in 1 x. Die bussen gooien idd alles door de war.
Hoog tijd voor tunneltjes voor fietsers en wandelaars.
Tunneltje of viaduct (alleen voor fietsers en wandelaars) geeft ook langer groen licht voor de auto’s, ze hoeven dan niet meer te wachten op dat trage volk wat zich laat natregenen).
Misschien dat het college dit argument meer aanspreekt.