De ecoducten rezen afgelopen decennia als paddenstoelen de grond uit, en terecht. Dieren hebben net als mensen het recht zich te kunnen verplaatsen. Rond 2000 werd door het Rijk een streep getrokken door de ecologische hoofdstructuur. Vele jaren van voorbereiding werden hiermee verprutst. Het goede en noodzakelijke plan om alle natuurgebieden in ons land langs natuurlijke weg te verbinden, verdween achter de horizon. Bij wijze van compensatie werden diverse ecoducten over (snel)wegen aangelegd en faunatunnels eronderdoor.
Wilde zoogdieren moeten zich kunnen verplaatsen over grote afstanden. Niet alleen voor het zoeken naar prooi of voedsel, maar ook voor het vinden van een geschikte partner of trekken naar nieuwe leefgebieden bij overbevolking. Bovendien verkleint vermenging van populaties de kans op inteelt en dierziektes, waardoor de wildstand weerbaar en levenskrachtig blijft. Dat geldt ook voor andere soorten dieren en vissen.
Sinds de wolf vaste poot in de Nederlandse aarde heeft gezet, is er sprake van een nieuwe dimensie in het natuurbeheer. Diverse ecologen en boswachters wijzen erop: de wolf is een blijvertje in de lage landen. Vooral op de Veluwe gedijen de wolven goed. Steeds meer neemt de wolf de taak over van de mens als jager. Als natuurlijke predator jaagt hij op zwijnen, reeën en herten. Onlangs werd bekend dat desondanks 5000 zwijnen waren afgeschoten op de Veluwe. Nu we de wilde wolf in ons land hebben aanvaard is er maar één logische reactie: we zullen als mens onze beheersmatige drang om veel wild af te schieten moeten beheersen.
Maar om de populaties van wolven, vossen, dassen, herten en andere wilde dieren gezond te houden zullen we ze ook de kans moeten bieden te trekken en elkaar op te zoeken. Hagen, houtwallen, groene bermen, sloten en beken tussen natuurgebieden fungeren als wegen ertussen. Over en door die groene en blauwe wegen kunnen wild, reptielen, amfibieën en vis zich veilig en ongezien verplaatsen. Een autoweg kruisen betekent voor een dier een flinke kans op dood of verwonding. Voor de menselijke weggebruiker die op zo’n dier botst eveneens. Gebleken is dat waar een ecoduct, tunnel of andere ingreep is gedaan het aantal aanrijdingen met groot wild bijna nul is. Dus zijn – zeker in een drukbevolkt land als Nederland – ecoducten, faunatunnels en groene verbindingen van levensbelang en cruciaal voor de welstand van de natuur. En voor de veiligheid van de weggebruiker.
De Gelderse Vallei wordt doorkruist door de A30. Een drukbereden vierbaans snelweg scheidt de verbinding over land af tussen twee van onze bosrijkste natuurgebieden: de Veluwe enerzijds en de Utrechtse Heuvelrug anderzijds. Hierdoor kunnen veel wilde landdieren niet trekken van oost naar west en omgekeerd. Sinds de opening van de A30 heb ik dan ook vele tientallen vossen, marters en hazen dood aangetroffen op en langs de snelweg.
Van mensen is bekend dat ze beter gedijen als ze vrij kunnen reizen waar ze heen willen. Laten wij als rentmeesters van de natuur er dan ook voor zorgen dat onze medewezens – de wilde dieren – vrij kunnen reizen. Onze natuurrijke regio schreeuwt om veilige dierenwegen in de vorm van ecoduct of natuurbrug over autowegen. Hiervoor is zeker plaats. En laat ons ook gul en empathisch in de rentmeesterbuidel tasten en niet vergeten extra faunatunnels en eekhoornbruggetjes aan te leggen waar het moet en kan.
Foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Ecoduct_Oud_Reemst_at_Pentecote_2015_still_NOT_in_use%5E%5EIt_should_be_the_connection_between_Planken_Wambuis_West%3Dleftside_and_NP_Hoge_Veluwe_-_panoramio.jpg Auteur: Henk Monster