Bijna twintig jaar woon ik nu in Ede. Je kunt er fijn winkelen. Uitstekend bereikbaar zowel per fiets, auto als met het openbaar vervoer. Eruit gaat ook goed dankzij de vele opties van wegen en spoorrails. Wat voor ons – en dan bedoel ik gezin, aanhang en kroost – heel belangrijk is zijn de wandel- en fietsmogelijkheden in de directe omgeving. Heide, bos, weiland en polder, vennen en vaarten. Moeder Natuur bedeelt ons rijk met diverse fauna en flora. Het groen rond Ede is grenzeloos mooi.
We vonden bijna twintig jaar geleden een stekkie aan de rand van het centrum. We zijn er heel blij mee ondanks dat verkeerslawaai en bebouwing oprukken. We zagen graag dat niet elk vrijkomend plekje wordt opgevuld met nieuwbouw, en niet elk ouder opstal met sierwaarde wordt vervangen door een appartementencomplex. Maar we begrijpen natuurlijk dat woningzoekenden evenveel recht hebben op wonen in Ede als wij. Op ons plekje doen we er alles aan om planten, slakken, spinnen, insecten en vogels welkom te heten. Onze tuinmerels brengen er hun jongen groot vanaf februari tot diep in september. Sommige visite mist ons huis omdat ze vanaf de weg wel de bomen zien, maar niet het huis. Een groene oase te midden van het asfalt. Binnenkort moeten we een lastige afweging maken. Het groen laten groeien, maar minder zon op onze zonnepanelen. Of een flinke opbrengst uit duurzame energie, maar drastische snoei. Een luxe keus.
En toch wringt er wat. Er schuurt iets.
Toen wij in 2002 in Ede kwamen, woonden er 100.000 mensen. Ede is een grote gemeente en verdeeld over een stadskern en zes dorpskernen is er best veel plek voor woningen. Maar nu is het aantal bewoners 119.000. Een enorme groei van 19% in negentien jaar. Voor 2002 woonden wij in Soest. De randstad rukte op. Almere was een overbekende groeistad. En Amersfoort wilde en mocht ook groeien om lucht te geven aan de randstad die uit haar voegen barstte. Maar nu groeit Ede veel sneller dan de Nederlandse bevolking toeneemt.
Nee, ik ga het niet hebben over het testament van een rijke edelvrouw die landgoed Kernhem naliet aan de gemeente en dat er toch gebouwd werd in strijd met haar laatste wil. Ook niet over de eeuwenoude dassenburcht die stiekem in de nacht werd verplaatst om op die plek nieuwbouw mogelijk te maken. Zelfs niet over de honderdjarige boom die moest wijken voor bosvilla’s. Gedane zaken nemen geen keer.
Wél wil ik het hebben over de grenzen aan de groei. Toen ik pas in Ede woonde, fietste ik richting oosten gelijk na de kazernes het ongerepte bos in. Maar nu vergezellen de fonkelnieuwe bosvilla’s me tot aan de Ginkelse hei. Jaar na jaar hebben het gemeente, provincie en bosbeheerders behaagd om stukjes bos op te offeren aan nieuwbouw. Hierdoor verschuiven de grenzen van de bebouwing ook aan de oostkant steeds verder op. Wanneer volgen de eerste heidevilla’s voor veel geld te koop voor vermogende Randstedelingen die graag een groot vrij perceel aanschaffen om daar hun ecohuis van hun dromen zelf te bouwen op een toplocatie op de rand van de Sysselt en de Ginkelse Hei?
Het opschuiven van de grens tot diep in het groen vindt plaats aan de noord- en oostkant. Met de Rietkampen was dat eerder gebeurd aan de zuidwestkant. Zullen in die hoek de grenzen worden verlegd richting de hooilanden? Als de gemeente verstandig en duurzaam woningbeleid wil uitvoeren, kiest zij voor kleine woningen voor starters, lage en middeninkomens. Dat voorziet in een echte sociale behoefte en spaart de natuur die van unieke en onschatbare waarde is. Voor grote nieuwbouwvilla’s die de natuur verzwelgen is geen plaats meer.
Over vier jaar hebben u en ik liefst 18 miljoen landgenoten. Die zijn niet allemaal op zoek naar een rijtjeshuis. Sommige Edenaren (in spé) zoeken juist ruimte en vrij zicht. Voor iedereen is hier plaats. Nee, niet midden in het bos of op de hei, natuurlijk. Daar is, in tegenstelling tot wat u beweert, ook helemaal geen sprake van. Maar we moeten die extra woningvoorraad wel ergens kwijt. Vanuit het raam van een door groen overwoekerde, en toch in waarde verveelvoudigde woning te midden van het asfalt roepen dat het genoeg is, daar heeft niemand iets aan. Denk liever in oplossingen, Knottneus!