“Zeg maar Evert”. Aan het woord is Evert, van beroep zwijn, een beroepsgroep die de laatste weken nogal negatief in het nieuws komt. “Ho, ho, het is wild zwijn, hè”, corrigeert Evert me direct. Gevraagd naar de recente kritiek in de lokale kranten reageert Evert geprikkeld.
“Het is heel simpel. We zijn ingehuurd om ons regelmatig te laten zien aan de toeristen hier in Ede. En dat doen we dus ook. We geven de mensen de kans om foto’s van ons te maken. Een paar bomen op de achtergrond, m’n kindertjes erbij. Dat doet het goed in de Randstad. Wij verkopen de Veluwe als concept.”
Waar komt dan de kritiek vandaan vraag ik aan Evert? “We hebben de laatste tijd veel last van eikels in het bos” antwoord Evert. Op mijn reactie dat eikels toch een goede bron van voedsel zijn voor wilde zwijnen lacht Evert ontspannen.
“Wij zeggen altijd dat je niet in de boom hoeft te hangen om een eikel te zijn.” reageert Evert. Hij legt uit: “Vroeger leefden we in een zekere harmonie met de lokale bevolking. Dat was in de tijd dat Ede nog een gehucht was. Het sloeg om na de Tweede Wereldoorlog.” Evert raakt geëmotioneerd.
“Na de oorlog zag je een hoop gefrustreerde mannetjes in het bos die wel zeiden dat ze in het verzet zaten maar eigenlijk nooit iets hebben gedaan. Ze gingen zich afreageren met aftandse karabijnen, op ons! We moesten vaak rennen voor ons leven!” Dat soort eikels bedoelt Evert blijkbaar.
“Bovendien werd ons werkterrein gekolonialiseerd door de groeiende Edese bevolking. Je zag de betonnen flatgebouwen steeds verder richting het bos oprukken.” De tijden zijn veranderd maar Evert ziet nog steeds overeenkomsten: “Vroeger waren het mislukte verzetsmannen, tegenwoordig zijn het de mannen die niet door de keuring van de dienstplicht kwamen of niet bij de politie mochten. Dat soort types.”
“Om hun gebrek aan zelfvertrouwen op te krikken gaan ze maar schieten in het bos. Op ons, uiteraard”. Evert gaat door: “we hebben dus te maken met een steeds kleiner wordend leefgebied, een paar trillende bejaarden met karabijnen en wat sneuneuzen die de treurige lengte van hun geslacht willen compenseren door met snipergeweren mijn kinderen van grote afstand af te knallen.”
En daar gaat het mis. De faunavereniging, zoals een clubje plezierjagers tegenwoordig wordt genoemd, beklaagde zich dat de wilde zwijnen zich niet meer laten zien en zich niet meer laten afschieten. Evert voelde zich aangesproken en reageert diplomatiek. “Het gevolg van die massaslachtingen is dat wij wat dieper het bos in trekken. Bovendien moet de soort gered worden, hè, we steken nu wat meer tijd in het produceren van nageslacht. Een leuke hobby.” Evert geeft een vette knipoog.
“Je zou ook kunnen stellen dat het argument van faunabeheer nu niet meer van toepassing is. Wij zitten wat verder in het bos en geven dus geen overlast meer.” Over dat leefgebied vult Evert nog aan: “Wij zijn de Indianen van de Veluwe. Wij wonen hier al eeuwen, toen kwamen er steeds meer Edenaren die onze grond inpikten en vervolgens klagen ze dat we overlast veroorzaken.”
Is er dan sprake van een gecoördineerde actie? Evert; “Ja. Het is blijkbaar de bedoeling dat we met een rode stip op de rug ons laten afschieten door een groepje gekkies die met hun invalidewagentje niet te ver het bos in kunnen. Of we even stil willen staan aan de rand van het bos. Mooi niet!”
Gevraagd naar de toeristen komt Evert met een oplossing; “We willen natuurlijk graag ons werk blijven doen als publiekstrekker voor de gemeente Ede maar zo gaat het natuurlijk niet meer. Wat we gaan doen is wat voorvaderen van de eeuwige jachtvelden terughalen en die hier en daar in het bos plaatsen.“
Evert ziet mijn vragende blik: “Mijn opa’s en oma’s zijn allemaal opgezet en staan of hangen in restaurants. We organiseren een terugroepactie in verband met Coronagevaar, zetten ze op een aanhanger die dan over de Ginkel wordt gereden. Foto maken, klaar!”.
Evert, bedankt voor dit interview…