“You allways hurt the one you love” zeggen ze in Duitsland altijd en wat mij betreft klopt dat als het om Ede gaat. Ik geef graag en veel af op Ede maar ik ben de gemeentegrens nog niet over of ik mis Ede. Iets wat mijn heimwee het meest kietelt is water.
Nergens ter wereld zulk lekker water als in Ede. Gewoon uit de kraan. Gratis! Nou ja, bijna gratis. Ben je de Voedselvallei uit en je tapt water uit een kraan dan proef je chloor. Benzeen. Diesel. Je proeft van alles behalve het heldere Edese water. In waterkokers elders in Nederland schijnt een dikke laag troep te blijven zitten en wasmachines in de Randstad gaan kapot door teveel kalk in het water.
Niet in Ede.
Ik maak mezelf dan maar wijs dat het water ook echt uit Ede komt en niet uit de Rijn. Of van onder de Rietkampen waar het water naar sponzen en zemen schijnt te smaken. We moeten dus zuinig zijn op ons water.
Dat lukt niet helemaal. Voor de ‘productie’ van vlees is veel water nodig. Dat geeft niet maar van die productie verdwijnt 80% als export naar het buitenland. Daardoor is het inmiddels een traditie geworden dat er wordt geklaagd over de lage grondwaterstand met als gevolg dat ik me schuldig voel als in mijn tuintje sta te sproeien. Omdat de Edese speklappen aan het buitenland verkocht moeten worden.
Het lijkt allemaal nog behapbaar. Maar nu is er een nieuwe bedreiging van mijn dagelijkse dosis Edes water. En die bedreiging heet duurzaamheid.
Nu biomassa overal ter wereld langzaam wordt verboden, in Ede waarschijnlijk als laatste, moeten de energiecowboys wat anders verzinnen. En die oplossing heet water. Heet water dat diep in de Edese bodem zit.
Het plan is, ongeveer, het hete water uit de bodem te pompen en dat door de verwarmingsbuizen in de huizen te sturen en er dan geld voor te vragen. Dat is geen eeuwig durende oplossing overigens want dat water is na een paar keer door de radiatoren van de Edese bevolking te zijn gepompt wel behoorlijk afgekoeld maar geheel in de filosofie van de duurzaamheidsondernemers: wie dan leeft die dan zorgt.
We hadden dus ontzettend lekker en schoon grondwater in Ede. Er was genoeg.
Toen kwamen er 5 miljoen kippen en koeien die ook graag een slokje lusten voor ze worden afgevoerd naar het buitenland en toen was er ineens te weinig.
Enka kwam en liet miljoenen liters vervuild water in de Edese bodem lopen.
En als laatste ‘innovatie’ gaat een commercieel bedrijf Edes grondwater oppompen en daar geld voor vragen.
Dat is geen innovatie. Dat is experimenteren. Dat laatste woord krijgt dan altijd wat chique synoniemen. Ede wordt dan ineens een proeftuin genoemd. Ook het woordje research valt dan vaak. Onderzoek, vernieuwing. En duurzaamheid. Noem dat woord ena de Edese wethouders toveren direct een stapel vergunningen uit de bureaulade.
Met biomassa en Enka is de Edese gezondheid al genoeg op de proef gesteld. Ede is geen ground zero waar je straffeloos kunt experimenteren met de volksgezondheid tot meerdere eer, glorie en geld voor een paar handige commerciële duurzaamheidsondernemers.
Blijf gewoon van het Edese water af. Dat is van ons allemaal.