Toen ik recent in de krant las dat in een Edese straat een opstootje was geweest met dreiging door een pistool, was het toch schrikken. Regelmatig loop ik door die straat en vuurwapengeweld hoort thuis in de wereld van het witte doek en niet in de echte. Naïviteit echter is net als angst een slechte raadgever.
De menselijke beschaving heeft een haatliefde verhouding tot geweld. Als we overvallen worden als volk of als gezin of als individu hebben we het recht, misschien wel de plicht om ons te verdedigen. Als de vijand zo laf is om zich te bewapenen dan zit er niks anders op dat zelf ook te doen. Zwaaien zij met messen, dan rennen wij naar de keukenla. Hebben zij een pistool dan moeten wij er ook een hebben, kopen zij een mitrailleur, dan wij ook, dreigen zij met een atoombom… enzovoort.
Mijn broers en ik speelden op de trap van ons huis in Den Haag riddertje. Vier jongetjes van 4 tot 10 jaar identificeerden zich met vikingen, Arthur en Lancelot en schermden alsof hun leven ervan af hing met hun door vader kunstig gefiguurzaagde houten zwaard, waarbij de jongste de hoogste treden mocht verdedigen en de oudste de lastigste positie halverwege de trap moest zien te houden. Totdat een van de 4 musketiers een ferme tik op vingers of arm kreeg te verduren en kermend afdroop. Einde van het avontuur want zwaardvechten was fijn, maar pijn hoorde er natuurlijk niet bij.
Leo Tolstoj schrijft in Oorlog en Vrede hoe kapitein Andrej vol passie ten strijde trekt. Hij bevecht de vijand vol vuur totdat hij door vijandelijk vuur getroffen plotseling ruggelings ter aarde ligt. Zijn ogen zien voor het eerst bewust heel helder en scherp de witte wolken voorbijdrijven in een staalblauwe diepte. ‘Waarom heb ik daar nooit eerder naar gekeken’, mompelt hij in zichzelf. En als hij bijkomt in een militair hospitaal, ziet hij naast zich op een brancard de bebloede vijand liggen die hij even daarvoor haatte. Beiden vechten voor hun leven en zijn voormalige vijand kijkt hem opnieuw in de ogen. Zowel Andrej als zijn lotgenoot kreunen, prevelen en bidden voor hun geliefden thuis.
Elke volwassen beschaving droomt van een volgende stap: afzien van oorlog en geweld. Kunnen we van onze kinderlijke herinneringen geen basis spelregel maken? En die hoofdregel voor oorlogvoering wordt door alle volken nagekomen. Als dan een land vijandige bedoelingen heeft, zegt het bedreigde buurland: ‘Jullie mogen eerst met afgekeurde tomaten gooien en daarna wij.’ Beide landen gooien naar elkaar totdat alle rotte tomaten en eieren op zijn en ze druipen af met hun kleren rood besmeurd met tomatenbloed en ze leven nog lang en gelukkig.
Dat laatste doen we in Ede best wel goed. Helaas, ook hier komt wapengekletter te vaak voor. Maar jaarlijks vieren we de vrede door de oorlog te herdenken. Op de Ginkelse hei herbeleven we de oorlog met veel spektakel. Mooie woorden getuigen van verzoening. En eind deze maand landen op naburige velden tientallen klassieke toestellen die ons laten zien wat er 75 jaar geleden gebeurde op oorlogsgebied. Op hun oude beproefde vleugels brengen ze ons de herinnering aan herwonnen vrijheid. En als we terugfietsen van Wings Of Freedom denken we: best avontuurlijk die oorlog, maar we willen er nooit eentje zelf meemaken.