In wetenschappelijke kringen staat het ook wel bekend als de Editis. Het is chronisch en behoorlijk besmettelijk. De symptomen sluipen er langzaam in, onopvallend voor de directe omgeving en zeker in de werkomgeving valt het helemaal niet op want daar lijdt iedereen aan de Editis.
Het begint met elkaar te complimenteren. Leuk natuurlijk. Maar langzaam krijgt het uitdelen van complimenten een chronisch karakter. Uiteindelijk leidt dat weer tot het uitdelen van cadeau’s. Een bloemetje hier, een speech daar en voor langdurige patiënten van Editis ligt er aan het einde van de rit een koninklijke onderscheiding klaar.
Voor patiënten die ongeneeslijk aan de Editis lijden is er altijd wel een sporthal die vernoemd moet worden. De diepliggende oorzaak van de Editis is psychosomatisch. Het is angst. Angst om te worden overgeslagen bij de volgende lintjesregen. Angst om niet genoemd te worden bij de afscheidsspeech van de gemeenteraad over 3,5 jaar. Bang om de stropdas of het bosje bloemen te missen. Maar de grootste horror voor de patiënten is het verschijnsel ‘debat’.
Het is een woord dat uit de Edese woordenboeken is geschrapt. Daarin staan bij de ‘D’ twee lege regels, want vlak daarboven is het woord debacle ook al weggelakt. We zijn in de Edese raad vooral lief voor elkaar uit lafheid. Angst om de volgende keer geïnterrumpeerd te worden, angst voor kritische vragen of nog erger: angst om ter verantwoording te worden geroepen. Voor een debacle bijvoorbeeld, die er in Ede ook genoeg zijn.
Ach, zolang die complimentenpenetratie zich beperkt tot de Bergstraat maakt het nog niet zo veel uit, behalve dat het mensen die echt wat hebben betekend voor onze samenleving nogal te kort doet. Wat stelt een lintje voor 40 jaar vrijwilligerswerk nog voor als iedere backbencher die 12 jaar in de raad betaald heeft zitten niksen vrijwel automatisch tot Ridder van de Oranje wordt geslagen.
Maar het wordt pas echt ernstig als patiënten hun ziektebeeld over de rest van Ede willen uitstorten.
Eén van de laatste hulpbehoevenden blijkt onze burgervader. Ook hij? Ja, ook hij. In zijn column in EdeStad sneerde hij naar een journalist van de Gelderlander dat deze te negatief schreef. In dit geval over Veenendaal. Lekker veilig voor mijnheer Verhulst. Zo hoeft hij niet de Calimero- annex slachtofferrol te spelen maar kon hij zich opwerpen als de hoeder van de mediamoraal in de Voedselvallei.
Censuur is het niet. Nog niet. Maar het is wel een opgeheven vingertje om vooral positief te schrijven. Een waarschuwing naar Edese kranten om vooral te jubelen over de Edese politiek want voor je het weet ben je je advertentiepagina van de gemeente kwijt.
Door alle problemen en probleempjes onder het positiviteitstapijt te vegen los je niets op. Je zou er verstandiger aan doen te luisteren naar die klachten en er iets mee doen in plaats van op te roepen die problemen te verzwijgen.
Je zou je bijvoorbeeld druk kunnen maken over het grote aantal daklozen in Ede. De verkeersveiligheid, de financiën van de gemeente. De bezuinigingen op de jeugdzorg. Het sociaal domein. Maar je kunt natuurlijk ook de lokale pers bezweren hier vooral niet over te schrijven.
Tja, een column moet natuurlijk kort en snel lezers prikkelen om na te denken. Dat is de burgemeester gelukt. Wat dat betreft hebben Rene Verhulst en ik dan toch iets gemeen. Tenminste, dat hoop ik dan maar.